galerie de la reine brussel
Nieuws

Brusselse wijken: de stijgers… en de dalers. Waarom?

 

Van het Sint-Gillisvoorplein tot Stockel, van het Sint-Katelijneplein tot de kanaalkades: Brussel verandert, maar sommige patronen blijven.
Het hogere stadsdeel wordt nog steeds gezien als meer “burgerlijk”, het lagere als meer “volks”… en de horecaconcepten volgen deze logica. Grégory Sorgeloose, medezaakvoerder van het kantoor Sorgeloose & Trice, gespecialiseerd in de overdracht van horecazaken, ontleedt de evolutie van deze trend.

Niets is echt veranderd sinds de tijd dat de Zenne open door de stad stroomde! Het lagere en hogere stadsdeel blijven tegenover elkaar staan, aangemoedigd door bewoners die hun eigen wijk verdedigen, net als politici die hun eigen terrein bewaken.

Hoe verder je je verwijdert van de Brusselse invloedssfeer, hoe klassieker de horecaconcepten worden – zelfs als ze chic en comfortabel zijn. Omgekeerd, hoe dichter je bij het hypercentrum komt, hoe meer de concepten zich losmaken, de codes van de perifere klassiekers doorbreken en een veel scherpere en kleurrijkere ervaring bieden. Het is geen toeval dat restaurant Eliane van ex*** chef Kobe Desramaults zich beter op zijn plaats voelde in het Pias-gebouw (naast het Stripmuseum), in het hart van Brussel, dan in Woluwe.

Lees ook > Het vast menu: meerwaarde of schot in eigen voet?”

De typologie van de Brusselse wijken vindt haar oorsprong in haar historische ondergrond, uit de tijd dat de Zenne door het centrum stroomde en de “Galgenberg” (de huidige Poelaertplein) de plaats was waar veroordeelden werden opgehangen als voorbeeld voor de bewoners van de vallei. Ja, de stad was toen iets minder “woke”, maar het was nog niet de tijd waarin Brussel “brusselde”. Vanaf die tijd werd er een duidelijk verschil getrokken tussen het lagere stadsdeel – zetel van de Brusselse instellingen en woonplaats van de arbeidersklasse – en het hogere stadsdeel, waar de rijke bourgeoisie zich vestigde in herenhuizen, in groene wijken, ver weg van de ziekten die woedden langs de Zenne.

Waarom deze verschillen?

Een wijk leeft door haar bewoners en voor degenen die er komen. Het horecaanbod dat daaruit voortvloeit, volgt noodzakelijkerwijs deze redenering. Zo is de perifere wijk Stockel een commercieel succes, zelfs als het voedselaanbod beperkt blijft tot de klassiekers van de Belgisch-Franse brasserie of de degelijke Italiaan, in antwoord op de vraag van een eerder burgerlijke en verouderende bevolking, op zoek naar veiligheid en continuïteit. Omgekeerd, Sint-Gillis zit vol met veel minder gepolijste concepten, die de ervaring richten op minder bekende producten of creatievere bereidingen. De wijnen zijn er geen grote Bordeaux-crus, maar eerder natuurlijke wijnen van bij Machin Bazar.

terrasse horeca bruxelles

Twee scholen die elkaar niets te benijden hebben, elk gericht op hun eigen klantenkring. Maar laten we terugkeren naar Sint-Gillis: is het je opgevallen dat het horecalandschap daar bijna geen ketens of massamarktmerken telt? Het is een bijzonderheid die voortkomt uit de klantenkring van de gemeente, die veel meer houdt van gezonde en nobel bewerkte producten dan van junkfood, gericht op een publiek dat vaak als bobo wordt bestempeld. Zegt men niet dat er geen rook is zonder vuur? En vuur zal er nodig zijn in Sint-Gillis, meer dan in Stockel, om een bloemkool te roosteren – hetzelfde vuur dat in Stockel eerder zal worden gebruikt om een gerijpt stuk rundvlees te bereiden. Opnieuw, twee scholen… twee klantenkringen.

Welke wijken presteren… of niet?

We kunnen de klassiekers zoals Sint-Katelijne, Bailli, Châtelain, Sint-Goriksplein, Naamsepoort, of nog het Van Meenenplein, en waarom niet het Sint-Gillisvoorplein, niet negeren. Ze hebben allemaal hun eigen klantenkring en concepten die aansluiten bij hun publiek. Zelfs binnen een succesvolle straat is er altijd een goede en een slechte kant. De reden? De ervaring leert dat de boterham altijd op de jam valt: als die er niet is, zoek er dan niet naar.

Bij een nadere analyse zien we bijvoorbeeld dat het eerste deel van de Baillistraat (kant Louiza), jarenlang geliefd bij fast-casual ketens, begint te verbleken, ten gunste van het uiteinde aan het Trinitéplein. Een discrete maar hardnekkige trend, als een Nutella-vlek. Waarom? De renovatie van het naburige Châtelainplein, dat als een olievlek werkt en de aandacht trekt.

Omgekeerd staat het Luxemburgplein, ooit in de top 3 van de meest gezochte horecawijken, niet langer in de top 10. Slachtoffer van zijn monofunctionele karakter (kantoorwijk die in het weekend verlaten is) en de Covid-crisis, heeft het aan aantrekkingskracht verloren. Hoewel het nog steeds op automatische piloot draait, wekt het geen interesse meer bij ontwikkelaars.

In het Brussels Gewest blijft het hogere deel van Schaarbeek dynamisch, vooral rond Emile Max / Diamant. De Atheneumwijk in Elsene, ook in vernieuwing dankzij ambitieuze stadsprojecten, trekt de aandacht – ideaal gelegen tussen Sint-Bonifaas en Fernand Cocq. Het beroemde gemeenteplein van Elsene zou trouwens de prijs kunnen winnen van de meest begeerde horecawijk. Door een domino-effect zien grijze zones, grenzend aan “AAA”-wijken, hun aantrekkingskracht toenemen, met nog beheersbare huren.

Lees ook > Verplichte e-facturatie vanaf 2026: wat cateringbedrijven moeten weten

Zo scoort het laatste deel van de Vlaanderenstraat (kant kanaal) punten, terwijl het deel aan de kant van Sint-Katelijne al een duidelijke volwassenheid vertoont. Dezelfde dynamiek aan de kant van de Baksteenkaai en de Brandhoutkaai, die de lichtjes vertragende Sint-Katelijneplein overtreffen. Wanneer de leerling de meester overtreft. De omgeving van de Beurs presteert ook vrij goed.

Tot slot

Denk nooit dat een wijk “slecht” is. Het is vaak een goede wijk die het nog niet weet… of die het zal worden, afhankelijk van de stadsontwikkelingen (of niet). En als een kwaliteitsvolle concurrent durft zich daar te vestigen, nee, hij is waarschijnlijk niet gek: hij heeft misschien gewoon een voorsprong. Blijf het goed in de gaten houden…