Langs de Anspachlaan pronkt een overgrote meerderheid van de handelszaken met de vlag van fastfood. Vet, zout en suiker vloeien er in al hun vormen rijkelijk, terwijl de lichtborden onafgebroken flikkeren. Maar dit decor is meer dan een schijnbeweging - het is een structurele invasie. En Brussel gaat niet alleen over wat het is, maar ook over wat het zou moeten zijn. We moeten duidelijk zijn: we eten alleen fastfood, geen fast-casual of streetfood, en we hoeven geen glas te eten. Analyse door Grégory Sorgeloose, medezaakvoerder van Sorgeloose & Trice, gespecialiseerd in de overname van horecazaken.
Een verzadigde hoofdstad
Laten we eerlijk zijn: het is niet nodig om goedkoop fastfood - de imposante vriend die voor ons zorgt - te demoniseren.
Eerst en vooral moeten we beseffen dat het menselijk ras niet geschikt is voor ultrabeef engineering, wat op de grond gebeurt. We hebben het hier over een reëel gezondheidsrisico op de grond.
Om dat te begrijpen, moeten drie waarheden worden benoemd:
- onze biologie is niet uitgerust voor ultrabewerkte voeding, die onze metabolische waarden verstoort;
- de concurrentie wordt scheefgetrokken door de economische structuur van het fastfoodmodel;
- fiscale en informatieve hefbomen (btw, bonus-malus) kunnen publieke instrumenten worden, op voorwaarde dat ze goed worden afgesteld.
De stedelijke en economische logica van fastfood
In een kleine stad als Brussel zijn de voedselkosten hoog, de budgetten laag en het leven van de mensen intens. Fastfood heeft daar veel mee te maken: zorgvuldige processen, eenvoudige menu's, kleine marges en grote volumes. Voor de eigenaar van een handelsgelijkvloers is dit de ideale oplossing: een stabiele nationale partner, een goed concept en vooral een betrouwbare leverancier.
België was niet langer een land van franchises voor de massamarkt, maar de cijfers tonen een gestage groei, met ambitieuze uitbreidingsplannen die de kranten halen.
Met 9.460 verkooppunten (alle sectoren samen) is de franchise nog geen dominante speler, maar ze wint terrein ten koste van de kleine restaurateur. De ketens bezetten de strategische assen.
Ter vergelijking: Frankrijk telt meer dan 100.000 franchisepunten. België blijft gefragmenteerd - een kans om kwaliteit en dichtheid te sturen, in plaats van een razendsnelle verzadiging te ondergaan.
Industriële verslaving
Aan de ene kant mikt ultrabewerkte voeding niet op verzadiging, maar op de beloningslus van de hersenen. De combinatie van suiker, vet en zout stimuleert dopamine, schokt de geest en veroorzaakt overconsumptie.
De klant hoeft niet veel meer te doen dan dat - hij gebruikt een systeem dat het mogelijk maakt om alles in lijn te houden. Daar is niets mis mee, het is een commercieel ontwerp.
Aan de andere kant staat de restauranthouder die kookt, lokaal koopt, personeel aanwerft, normen naleeft en hoge kosten draagt - en die moet concurreren met ketens die hun productieprocessen, aankoopcentrales en lowcostmodellen optimaliseren.
In deze arena is de "echte maaltijd" de structurele rekening. Zonder tegenmaatregelen is het een verloren strijd nog voor ze begonnen is.
In Brussel en België bestaat geen enkele wet die fastfood effectief afremt: geen quota, geen minimale afstanden rond scholen, geen plafonds voor dichtheid.
Sommige gemeenten proberen beperkingen in te voeren, maar de wetgeving is vaak zwak en kan juridisch worden aangevochten in naam van de handelsvrijheid.
De rol van de lokale overheid is om ondersteuning te bieden aan de lokale bevolking.
Daarbovenop komen administratieve bijzonderheden: tot voor kort bevatte het Brusselse bestemmingsplan de vage categorie "administratieve zone" - een term die door fastfoodketens slim werd benut, want hij liet toe om de functie van een gelijkvloers te wijzigen zonder stedenbouwkundige vergunning.
Ze hebben dat gat in de wet natuurlijk gretig gebruikt, vooral op het voetgangersgebied, waarvan verschillende delen onder die categorie vielen. Tja, als de wet slecht geschreven is...
Een nieuw kader van gezond verstand: denksporen
In België bestaat er niet zoiets als te veel bureaucratie. Met een verstikkend fiscaal klimaat, torenhoge sociale lasten, een overijverige voedselinspectie (FAVV) en een kluwen aan regels die op maat van grote groepen zijn gemaakt, creëert de overheid zelf het speelveld van fastfood.
Ambachtsmensen, verstikt door papierwerk en druk, sluiten hun deuren; de franchises nemen hun plaats in, juridisch en financieel gewapend.
Als je dat niet wilt - of als je dat niet wilt - subsidieer dan de staat van junk food via regelgevende inertie. Door alles te willen controleren, heeft hij de hand die kookt, afgesneden.
Brussel kan zich niet langer tevredenstellen met morele toespraken: het is tijd om het stedelijke voedingsbeleid te herschrijven.
Eerste piste: een label "huisgemaakt" gekoppeld aan een verlaagd btw-tarief.
Een restauranthouder die werkt met verse producten, ter plaatse kookt en een duidelijk lastenboek respecteert, moet kunnen genieten van een fiscaal voordeel.
Dat is geen voorrecht, maar een maatregel van volksgezondheid.
Tweede piste: een bonus-malus op de laatste.
Wie lokaal kookt en personeel aanwerft, krijgt ademruimte; wie inzet op geautomatiseerde, arbeidsarme modellen, betaalt meer.
Met duizenden franchisepunten in België is het tijd om de mens te belonen in plaats van het scherm.
Derde piste: herdenken van de stedelijke ruimte.
Rond scholen moeten fastfoodvrije zones ontstaan, waar nieuwe vestigingen pas mogelijk zijn na een gezondheidsimpactstudie.
In straten die al verzadigd zijn, moeten dichtheidsplafonds gelden, en moet commerciële mix worden opgelegd via regionale stedenbouwkundige instrumenten.
Het doel: een jeugd beschermen waarvan 21% overgewicht heeft en 7% obesitas.
Fastfood omkaderen is geen demonisering - het is deeter en de stad opnieuw wat vrije wil geven, in een landschap waar, na vijf dagen ultrabewerkte voeding, het brein al naar iets anders luistert dan naar honger.
Wordt vervolgd...

