Federatie Horeca Brussel Nieuws Nieuws Franchising: een droommodel of een slecht idee?
Nieuws

Franchising: een droommodel of een slecht idee?

 

Brussel: eldorado of luchtspiegeling? Zoals elke hoofdstad barst Brussel van de foodies op zoek naar nieuwe concepten en van investeerders die hun activiteiten willen diversifiëren. Toch is het – of althans nog niet – een echt franchiseland. Uitleg door Grégory Sorgeloose, medezaakvoerder van het kantoor Sorgeloose & Trice, gespecialiseerd in de overname van Horecazaken.

Hoewel België gemiddeld 8,3 % franchisepunten telt (tegenover meer dan 15 % in Frankrijk), blijft het Brusselse Gewest een paradoxale zone: hyperdens, kosmopolitisch, koopkrachtig, maar huiverig voor alles wat te sterk lijkt op een gestandaardiseerd model – zeker bij bepaalde generaties. Voor sommigen is het een testterrein, voor anderen een kerkhof van dromen.

De franchise: de droom van stabiliteit onder een sterk merk

Rationeel gezien lijkt de Horeca-franchise een recept voor succes: een beproefd concept, een herkenbare identiteit, bestaande naamsbekendheid, uitgewerkte processen en begeleiding die het ondernemersrisico moet beperken. Een geruststellend model voor wie wil ondernemen zonder er alleen voor te staan.

De cijfers spreken voor zich: volgens de Belgische Franchise Federatie werkt bijna één op de vijf ketens in België met een volledig of gedeeltelijk franchisemodel. Maar dat cijfer is misleidend: in Brussel gaat het vooral om franchisewinkels in de distributiesector, veel minder om restaurants. In Food & Beverage blijft de pure franchise marginaal, overschaduwd door een ander model: dat van de internationale filialen, die rechtstreeks worden uitgebaat om de markt eerst te verkennen.

Toch wagen steeds meer merken zich eraan. Buitenlandse, vooral Franse ontwikkelaars, aangetrokken door het tweetalige karakter en de koopkracht van Brussel, kloppen regelmatig aan om “hun vlag te planten” op de lokale markt. Die Frans-Belgische pogingen tot “populaire ketens” hebben bij jongeren en stedelingen wisselend succes gehad: enkele tijdelijke openingen, een paar echte successen, maar ook stille sluitingen. Niet door pech, maar door een gebrek aan culturele voeling: in Brussel stelt standaardisering tegelijk gerust én stoot ze af. Een franchise die haar origineel concept klakkeloos kopieert zonder zich aan te passen aan de lokale realiteit, is bij voorbaat verloren.

De vrijheid van de zelfstandige: of het risico van de leegte

Aan de andere kant van het spectrum staan de zelfstandigen: zij creëren, improviseren, innoveren – en crashen soms. Een nieuw concept van nul opstarten in Brussel is als het beklimmen van de K2 van de horeca: torenhoge huren (soms 15.000 tot 20.000 € in het centrum), sociale lasten die tot 55 % van de brutoloonkost opslorpen, en schaars of onbetrouwbaar personeel.

Toch blijft de vrijheid trekken, vooral bij generatie Y en nog meer bij Z, opgegroeid in een wereld van onmiddellijke online zichtbaarheid: men wil snel creëren, snel scoren, snel groeien, snel geld verdienen – en snel weer door naar het volgende. Een bestaand concept overnemen? Een nachtmerrie! Ook de horeca ontsnapt niet aan die drang naar “alles, nu meteen”. De gemiddelde levensduur van een concept is gezakt tot drie jaar (tegen zeven tien jaar geleden en vijftien twintig jaar geleden), terwijl de inrichtingskosten blijven stijgen.

Concepten zijn vandaag vluchtige stories: een instagramwaardige opening, een tv-passage – en dan alweer zin in iets nieuws. Maar een restaurant run je niet met hashtags. Achter elke goed doordachte kaart schuilt een financieel plan, ratio’s die bewaakt moeten worden, en een team dat gemotiveerd moet blijven – als je dat al vindt. Uithoudingsvermogen is een kwaliteit die niet elke generatie in de vingers heeft.

Een derde weg: realisme

Tussen de strak omlijnde franchise en het risicovolle zelfstandige bestaan ligt een gulden middenweg: de overname van een bestaande zaak. Minder sexy, maar bijzonder efficiënt. Ze biedt een bestaande klantenkring, een bewezen locatie en een historiek. Toch blijft ze “old school” ogen en weinig aantrekkelijk voor wie vooral persoonlijke ontplooiing zoekt.

De overname is het domein van de pragmatieken: consolideren vooraleer te vernieuwen. Maar jongeren luisteren zelden naar de ouderen. De franchise blijft een veilige springplank, maar is vaak te rigide en duur bij de opstart. De zelfstandige blijft de creatieve pionier, maar zijn projecten zijn broos. De overname ten slotte laat toe om mee te spelen zonder van nul te beginnen. Misschien de trend van morgen?

Brussel blijft een stad van vakmensen, niet van ketens

Brussel blijft een complexe bodem voor franchises: aantrekkelijk op papier, maar grillig in de praktijk. Het model werkt goed bij generatie Z, die houdt van duidelijkheid, snelheid en voorspelbare formules – denk aan fastfood en koffieketens – maar overtuigt minder in het hogere segment. De hoge instapkosten, de beperkte lokale bekendheid van formules en de vaak betwiste rendementsbeloften schrikken investeerders af.

Het voorbeeld van Pitaya, waarvan de Belgische masterfranchisenemer een veelbelovende start kende maar even snel verdween, toont het spanningsveld tussen enthousiasme en economische realiteit. Grote internationale merken blijven voorzichtig: ze openen eerst eigen vestigingen, testen de markt, en beslissen pas daarna over franchising. Dat geldt voor Joe & The Juice, Big Mamma en Five Guys, die weten dat een concept nooit zonder culturele vertaling werkt.

Hoe kosmopolitisch Brussel ook is, het blijft een kleine stad op wereldschaal, met een wisselende koopkracht en een dicht stedelijk weefsel waar uniformiteit weinig fans heeft. De franchise heeft hier dus nog toekomst, maar een toekomst die anders moet worden opgebouwd: meer verankerd, realistischer, geduldiger. Waar men vroeger droomde van grote kopieën, zal Brussel misschien zijn eigen, duurzamere modellen uitvinden.

 

Mobiele versie afsluiten