Het Good Move plan dat enkele jaren geleden werd opgemaakt, omvat een vijftigtal mobiliteitsacties gespreid over tien jaar die vervuiling en het fileprobleem in Brussel moeten beperken. Dit is ook het resultaat van het verkeersplan dat al werd opgesteld, en is de basis voor vele vragen.
Interview door het team van BeHoreca dat David Leisterh en Elke Van den Brandt ging opzoeken.
David Leisterh, MR-voorzitter in Brussel en gewestelijk parlementslid, was één van de eersten die zich moest uitspreken over het nieuwe circulatieplan.
Hoe kan het nieuwe verkeersplan worden geïmplementeerd?
Tegenwoordig heeft Good Move een uiterst negatieve connotatie. Dat is rampzalig, want de filosofie achter Good Move is nodig om Brussel aangenamer en leefbaarder te maken. Minder auto's, minder verkeer en minder files zijn slechts enkele van de dingen die de hele wereld doen draaien. We hebben echter een betere methode nodig, eentje die makkelijk te gebruiken is en een aantal alternatieven bevat.
Denkt u dat deze drie voorwaarden niet zijn nageleefd?
Wel, inderdaad, ik vind dat er niet genoeg alternatieven zijn en dat de raadpleging niet doeltreffend is georganiseerd. Dit moet gebeuren volgens de 50/50 methode, wat inhoudt dat ten minste 50% van de betrokken bevolking mag stemmen en het proces vervolgens wordt herhaald totdat het aantal stemmen is bereikt. Het is een zware en tijdrovende taak, maar door meer tijd te nemen om de mening van de inwoners te vragen, die echt weten hoe de situatie in de wijk is, kunnen we misschien crisissituaties zoals in Schaarbeek of Kuregem vermijden.
Hoe ziet u de toekomst van het Good Move verkeersplan?
De handelaars waren erg mooi, maar ondertussen moesten ze betonblokken plaatsen. Het is normaal dat ze dit doen. We moeten ervoor zorgen dat ze veilig, evenwichtig en goed onderhouden zijn. Ik kan het weefsel altijd groen maken in verschillende deelstijlen, met 50/50 overleg. Brussel wordt ook doorgelust met de introductie van nieuwe metro- en tramsystemen. Omdat dit zo belangrijk is, zou ik graag zien dat de particuliere sector actie onderneemt om nieuwe tram-, bus- en metrodiensten te financieren. Dit is wat veel Europese steden doen (zoals Madrid).
Er is de handelaars meer groen beloofd en in plaats daarvan hebben ze betonblokken gekregen.
Elke Van den Brandt, minister voor Openbare Werken, Verkeersveiligheid en Mobiliteit, gelooft dat mobiliteit een manier is om de publieke ruimte anders te organiseren en meer kwaliteit van leven te hebben.
Hoe ziet het nieuwe verkeersplan er voor jou uit?
Het feit dat twee lokale autoriteiten een deel van hun plan in het mediaverslag hebben opgenomen. Dit moet waar zijn; ze zijn nog maar net begonnen aan de laatste fase, waarin protest aan de orde van de dag is. Ze zullen niet in staat zijn om zich uit te spreken of uit te leggen hoe ze dat kunnen doen, maar de tweede en derde fase zullen doorgaan. Het is erg leuk om dit te kunnen doen, want het is nieuw en participatie en dialoog zijn essentieel. In Gent en Leuven kunnen ze dit al heel lang, en ze zijn ook aanwezig in Parijs, Londen en andere grote steden. Overal kun je parallellen trekken in de soorten discussies en wijken waar verbetering kan. Misschien is dit een van de redenen waarom dit zo belangrijk is, maar op deze manier is het ook belangrijk en moeten we met mensen kunnen praten.
Hoe ziet u de toekomst van het circulatieplan?
Het langzame proces moet worden geëvalueerd. Als er tekortkomingen zijn, moeten die worden gecorrigeerd. Ik moet hier open en bewust van zijn, en wij ook. Het is goed dat het ook goed is voor de mensen. Je moet nadenken over de resultaten, maar we hebben positieve feedback gehad en ik denk dat het belangrijk is dat we na verloop van tijd weten wat het beste is.
Het plan bestaat al tien jaar en we zijn nog maar net begonnen.